Leeg ben ik een tijdje. Leeg, inspiratieloos, apatisch.
Over mijn moeder had ik willen schrijven. Aan mijn moeder, zodat ze een weerwoord had, kritiek kon geven of me op onjuistheden kon wijzen. “Mijn moeder drinkt whiskey met een rietje” zou het gaan heten.
Nu is ze er niet meer en het lijkt geen pas te hebben gebeurtenissen en verklaringen uit alleen mijn eigen geheugen op te diepen. Wat weet ik er tenslotte van?
Ik herlees Tschai, de vierdelige SF van Jack Vance, in 1980 door Allard aan mijn moeder aangeraden om mij cadeau te doen als ik terug zou komen uit Frankrijk, waar ik toen was met Alec, Bep en Cor.
Van schrijven komt nog steeds weinig. Ik kan me er niet toe zetten.
Na Tschai volgen alle delen die ik hier aan boord op de e-reader heb. Ik heb in jaren niet zoveel gelezen. We hebben ook in jaren niet zoveel vrij genomen. Op vrijdagmiddag stoppen we rond 16:00 en houden een mini-vakantie tot maandag. En het voelt echt als een minivakantie. We zwemmen, wandelen, lezen, zwemmen, ballen, borrelen en lezen. Het leidt wel tot enige ongerustheid bij de opdrachtgevers. Ga je met pensioen? Wat moeten we dan? Het pensioengevoel strekt echter (nog) niet verder dan de weekeinden, maar mocht iemand zich geroepen voelen onze bedrijfjes over te nemen: we werken nog een jaar of vijf mee en daarna moet je het zelf maar uitzoeken:) Maar goed. Wie gaat onze bedrijfjes nou overnemen?
Ron is toen ik in Nederland was eerst nog een weekje in Korfos gebleven en daarna naar Poros gezeild, waar Koos en Corrie met Poros (de hond) en de CO2 (de catamaran) nog lagen.
Vanuit Nederland kon ik dus via Athene hup op de ferry naar Poros, toen alles aan de Kogendijk in kannen en kruiken en prima te doen leek.
Van Poros zeilen we naar een baai bij Porto Xeli en van daaruit naar Monemvasia waar de havenmeester vanaf oktober bezig is met zijn olijven export bedrijf. Havenmeester is hij alleen in de zomer, ‘voor de melk’ van zijn baby en omdat de sociale contacten zo leuk zijn. Bij ieder schip houdt hij zeker een kwartier een praatje. De olijfolie van hier is inderdaad fantastisch hebben we al geproefd en als we weggaan komt hij aanzetten met een halve liter in een water flesje.
We komen misschien van de winter nog eens kijken.
Monemvasia, het gibraltar van Griekenland, is in 325AD ontstaan toen Methana uitbarstte en de ene helft van de streek omhoogging en de andere helft naar beneden. De ruige bergtoppen stralen zeker jongigheid uit. Wij volgen in ons vrije weekend de geitenpaadjes naar het dorp achterop de grote rots. Er wonen maar een paar mensen volgens de havenmeester, maar het is barstensvol toeristen die hier klimmen, daar bij een taverna aanzitten en verderop weer afdalen. Al dwalend door de nauwe en winderige straatjes.
We liggen er langszij. De bodem schijnt rots met een beetje zand erover te zijn. Maar zo langszij liggen we prima, tot er een groep, overigens hele aardige, Duitsers aan ons aanlegt.
Mm. Bonk. Daar komt weer zo’n broodjeshaler op de vroege ochtend over het dek stampen.
En hij loopt ook nog met schoenen aan over het dek! Constateert Ron pissig.
We gaan dus een eindje verderop maar liggen. Helaas geeft de nieuwe plek niet echt een veilig gevoel. Andere kant van de baai dan maar? Andere kant van de baai.
En ook dat is beperkt leuk. Na een dag al draait de wind en liggen we te klotsen en te schommelen en dus helemaal niet goed. We nemen ons verlies en leggen, vrijwel op dezelfde plek, opnieuw aan in Monemvasia. Ik geloof niet eens dat iemand gemerkt heeft dat we wegwaren, behalve Nederlandse Gerrit en Sofie met de Llano. Lieve mensen. Onderweg naar hun winterplek op Kreta.
Na een week in Monemvasia trekken we weer verder, op naar het volgende leuke baaitje. Het wordt Kiparissi. Eerst aan de Noord-kant, waar keurige Griekse dames met hoedjes en zonnebrillen op als kurkjes van de ene kant naar de andere kant dobberen. Het gaat wat dagen goed, tot een Engelse zwemmer vindt dat de boot teveel in het afgezette zwemgedeelte ligt. We zijn wat weggedreven kennelijk. Maar goed. We gaan anker op naar de andere kant van de baai, bij het kerkje. Daar blijkt het water overigens een stuk rustiger ook.
Bij de boot schuilen scholen jonge vissen. Jonge geepjes met hun puntige en getande snuit zwemmen tussen de kleine dorades en de mullen wannabees. Soms jaagt een grotere een groepje kleinere van dezelfde soort op. Ik probeer er een foto van te maken, maar zo van vanaf de boot genomen wordt dat een kronkelende alenmassa.
Maar regenen gaat het wel..
In Kiparissi zijn de ergste buien inmiddels overgetrokken. In Nederlandse kranten lees je er niets over, maar bij Zivota, aan de Ionische kant van de Pelopponissos, heeft een typhoon de boten op de kade geblazen, in andere plaatsen drijven de auto’s door de straten. In Kapelbaai hier waar wij liggen, sloeg de bliksem gisterenavond met een donderende klap dichtbij in. We konden het ‘s-morgens ruiken, door de geurige bosdampen heen. Ik peins over de aaseters hier in de middellandse zee. Wat zou er allemaal afkomen op de bedorven kippenbouten die ik gisterenavond overboord heb gekukeld? Wulken? Kreeften? Blauwe haaien? Een opvarende van de buurboot naast ons laat zich, terwijl ik over blauwe haaien denk, net in zee zakken. Als ik om me heen kijk ontwaar ik gelukkig alleen een ijsvogel, die als een kolibrie met zijn prachtige verenkleed boven de rotsen fladdert alvorens zijn weg te vervolgen.
Op dagen als deze is ons bootje allebehalve waterdicht. Het regenwater komt binnen door het voorluik en druipt op het bed, het kruipt door de raampjes in gestage stromen in klaargezette bakjes op de koelkast en op de bank. Buiten zitten is evenmin een pretje, want zowel door de bimini als door de sprayhood perst het water zich in grote druilen naar de kuip.
Achter het kerkje komt langs de betonnen trap modderwater naar beneden. We staren er een tijdje naar. Als we boompjes scheef gaan zien hangen moeten we een stuk naar voren met de boot.
Na een weekje werken bij Kiparissi breekt het weekend weer aan en gaan we naar het dorpje om inkopen te doen. Inmiddels is alles wel op. Aanleggen daar of in die hoek in de baai blijven liggen is vanwege de deining geen optie, dus niet veel later gaan we weer op weg.
Volgende stop is Leonidion.
De Kogendijk is volgens Cor inmiddels zo goed als ontruimd. En wat een werk is het geweest.. Gigantisch. Joost heeft nog het tapijt afgestoken en allerhande andere klussen gedaan die nodig zijn na bijna zestig jaar bewoning van een huis. Cor, Alec en Jolanda hebben zich joepie gesjouwd aan alle spullen die in de loop van de jaren verzameld waren. Gelukkig kon een deel van het meubilair naar vluchtelingenwerk. Of toch niet?
Het is een ernorm gedoe en het zijn wat onbetrouwbaare typjes bij die organisaties.
Cor had zelfs de rechtsbijstandverzekering ingeschakeld naar aanleiding van het gedoe tussen gemeente en woningbouwvereniging. Ik ben benieuwd wat daarvan het resultaat is.
Het zou Toy wel een enorm plezier hebben gedaan te weten, dat de nieuwe bewoners vluchtelingen zijn. Uit Syrie nog wel. Als de woningbouwvereniging daar dus geen stokje voor steekt.
Leonidio paralia, zeg maar Bergen aan zee, heeft een prachtig historisch haventje met een beschut strandje waar kindertjes, ouden van dagen en alles daar tussen in zonnen en zwemmen en waar een koppel ganzen oink oink oink roepend tussendoor laveert. Het water lijkt een wisselbad. Warm, koud, oeh! Brrr! Aah.. warm..?
Een heel klein bergstroompje blijkt uit te komen in de hoek van de baai. Dat verklaart alles.
We liggen er goed en starten onze minivakante met een lunch (om 16:00:) aan de kade.
Zo. Prima eten kun je hier!
Terwijl we op het terras zitten zien we een boot aankomen die eerst dapper ankert, dan omwaait en tenslotte net als de rest langszij gaat liggen. Ankeren gaat hier niet.
De Franse buurboot, een straatvechter look-a-like, geeft ons een magret nadat Ron een toiletonderdeel aan hem heeft gegegeven ter voorkoming van een echtscheiding. Magret? Eehh? Oh ja! Eendenborst! Confit de canard dus om precies te zijn. Ingemaakte eendenborst. We zijn zeer benieuwd..
De volgende avond, net als we willen gaan slapen, lopen er mensen langs. We raken aan de praat en niet lang daarna zitten we met z’n zessen in de kuip aan de wijn uit Monemvasia.
Nederlandse Paul en Lenie zijn hier met de caravan en Duitse Pauli en Elvira met de transporter en een tent. Ze bivakkeren verderop op een camping.
Paul blijkt hun bedrijf (verlichtingsarchitectuur) aardigheid te hebben gehad in het begeleiden van mensen met paarden. Met probleempaarden dan, of probleemmensen. Het is maar hoe je het ziet. Zijn bedrijfje zat in Drachten en heette Trippel-P. Hij blijkt oorspronkelijk uit Egmond te komen en kent – natuurlijk – Kees Klaver.
Pauli wordt zeeziek terwijl we rustig aan de kant liggen en Elvira stapt als ze weg willen gaan naast en valt bijna tussen wal en schip . Deze avond zullen ze niet licht vergeten..
Zondag wandelen we naar het dorp, vier kilometer verderop. En terug gaan we door de droge rivierbedding naar het strand met overigens net zoveel keien. We treffen een nest van grote rode bosmieren, die met bijna Nederlandse verachting dijken om hun nest in de droge rivierbedding hebben aangelegd. Ik vrees dat de rode bosmieren het in de herfst niet gaan redden..
Na de wandeling koelen we af bij het strandje en die avond gaan we “uit eten” met de nieuwe buren, een Duits stel Friedel en Johanna uit de buurt van Hannover. Zij hebben bijna de volgende fase bereikt denken ze: een camper.
We krijgen ieder weekend van de makelaar een geruststellend mailtje dat alles nog steeds gaat volgens plan. Het huis is inmiddels gekeurd en opgemeten ten behoeve van de aanvraag van de vergunningen en het moet allemaal gaan lukken voor de beoogde einddatum. Wij zijn van plan over twee weken ongeveer weer naar Nafplion te gaan, we liggen er feitelijk vlak bij. Het is aan de overkant van de baai. Dan kunnen we meteen zelf een kijkje nemen en Kostas onze advokaat, uitvragen.